Plots  werd ik overvallen met de vraag het kleine kind naar een ziekenhuis in een andere stad te rijden om een NMR te laten maken zoals afgesproken. Daartoe moest ik het kind onverwacht van school halen en ermee op tijd wegrijden ; zijn insulineapparaat van zijn armpje verwijderen. Daarbij werd ik geholpen door de pleegmoeder die erg zenuwachtig de afloop bepaalde , en na het wegnemen van de sensor vaststelde dat de insulinewaarde niet gemeten was vooraf. Dan maar prikken in de kleine vingertje om met koperstaafje de bloeddruppeltjes op te zuigen : 56 gemeten. Een zeer lage waarde die het kind futloos maakte en van zijn energie beroofde. Kon een zoete drank de waarde op peil brengen ? Ze weigerde !

Daarop vatte ik de reis naar de nabijgelegen stad aan, had geen idee waar dat ziekenhuis lag. Vroeger zocht ik dat uit op de kaart. Nu werd een gps ingesteld en ging het loos. Dat apparaat gaf de weg aan , over de autosnelwet. Bij de afrit reed ik de auto de stad in zoals aangegeven. Kleine zijstraatjes , dicht op elkaar gebouwde huizen en overal omleidingen omwille van opbraak van straten. Mijn virtuele begeleiding ging de mist in en deed niet meer terzake. Driemaal kwam ik langs hetzelfde obstakel. Daarop besloot ik een paar mensen langs hun auto aan te spreken om de weg naar dat ziekenhuis te vragen. Ze wisten van de omleidingen en stelden me voor mij tot de  plaats van bestemming  te begeleiden: voor te rijden. Het zieke kind in mijn auto gaf de doorslag . Ik was verheugd en opgelucht over hun goedheid. Weldra reed ik het ziekenhuis binnen en werd onthaald door een vriendelijke hostess die patienten opwachtte. Ze was een pleister op mijn vertwijfeling. Ik werd naar de inschrijving geloodst. Na invullen van papieren  kon ik eindelijk met het zieke kind in de wachtzaal rusten, tot ik haar naam hoorde en een omkleedhokje toegang gaf tot de raadpleging en het nmr- apparaat.

Alle metalen voorwerpen moesten verwijderd, bril, horloge en oorbellen. Het kleine meisje kon alleen in hemdje en onderbroekje mee.

Plots beviel haar de angst en blokkeerde ze , begon te huilen , de tranen bengelden over haar wangen.  Mijn overredingskracht bracht niets op. Ze bleef schuchter herhalen dat ze angst had en wilde onder geen beding de ruimte met het toestel betreden.

De arts wachtte in een zijdeurtje. Hij was dik en rond , een veertiger met donker haar , een bril en een vaderlijk gezicht. Hij besloot het kind naast zijn computers te laten kijken achter een scherm,  naar de afloop met een figurante die in het toestel werd geschoven : een verpleegster om zo te verduidelijken dat er niets te vrezen viel. Hij toonde foto’s van hersenen op het scherm, praatte vaderlijk op het kind in, rustgevend, maar niets mocht baten. K. murmelde wat, zeker had hij zelf kinderen waarmee hij zo kinderlijk het  gesprek aanging. Na afloop verzocht ik nog eens een poging haar op het schuifbed te krijgen. Tevergeefs! ‘ Ik ben bang ‘ klonk het gemurmel., ik ben zo bang en het was haar aan te zien.

Dus maar afhaken. Dan weer terug naar huis. Een lange hektische tocht die mij overviel, maar tot niets leidde. Je kan een kind niet dwingen. Alzo werd de terugtocht aangevat, het onderzoek afgeblazen. Ik had geen andere keuze.

 

Gabriëlla Cleuren 11.03.2022